vrijdag 24 januari 2014

Dat doen we al....

Als je zoals ik in het onderwijs werkt, hetzij als adviseur hetzij als meewerkend voorwerp dan is een van de opmerkingen die je het meeste hoort: "dat doen we al".
Vaak werkt dat frustrerend voor het proces want als je "het" toch al doet dan hoef je niet meer mee te doen, kun je lekker achterover leunen, is de deur dicht.


Natuurlijk is het ook begrijpelijk dat deze opmerking zo vaak gebezigd wordt, want zoals ik al vaker schreef in mijn blogs is er geen enkel systeem waar zo veel veranderd, geïnnoveerd en van bovenaf opgelegd wordt als binnen het onderwijssysteem.


Maar als je dan doorvraagt "wat doen jullie dan al?" dan blijkt dat er kleine veranderingen hebben plaatsgevonden, dat men wel eens met een leraar van een andere school spreekt of dat men op directieniveau convenanten getekend heeft. Van echte samenwerking, samen delen of zelfs collectief leren is er dan nog geen sprake. 
Echte innovatie moet van binnen uit het systeem komen, er moet een noodzaak zijn, nee zelfs gevoeld worden, door de mensen die in het primaire proces bezig zijn. Zij moeten aan de bel trekken en aangeven dat er een gedeeld probleem is, dat opgelost moet worden en dat men anders niet verder kan.

Dit is ook het kenmerk van communitiies (of practice). waarin mensen samen werken en leren.
Een Communtie of Practice (CoP) is een groep mensen die een intrigerende vraag, zorg, probleem of passie met betrekking tot een bepaald domein of product delen en die hun kennis en vaardigheden willen verdiepen door middel van een continue uitwisseling hierover[1].  
Door dat samen werken en leren, zelfs over de eigen school of beroepsgroep heen krijgen mensen een bredere kijk op hun werk en omgeving en ontstaan er weer nieuwe samenwerkingsverbanden en ideeën. Door deze vorm van (netwerk) leren gaan leraren zien dat ze vaak wel denken dat ze iets al doen maar dat dit vaak heel fragmentarisch is en dat men het grotere geheel niet overziet of overzien heeft. Door de contacten met anderen wordt het beeld vollediger en wordt er veel meer geleerd. Men kijkt letterlijk naar buiten en is "open-minded". 

Ik pleit er dan ook voor om leraren niet alleen docentstages buiten het onderwijs te laten doen (ook dat is heel belangrijk) maar ook binnen het onderwijs, bij andere scholen, schooltypen en zelfs andere onderwijstypen. Kijk eens over die muur. Laat een leraar van het Gymnasium eens een week meelopen of liever nog les geven op een VMBO. Zo krijgt men begrip en respect voor elkaars werkzaamheden en dan is het misschien zo dat "bekend maakt ook bemind" ontstaat.

Utopia? Ik hoop het niet.... 




[1] (Wenger, McDermott & Snyder, 2002: Cultivating Communities of Practice. Harvard Business Press)

woensdag 8 januari 2014

Frauderende wetenschappers of enthousiaste onderzoekers?


Wat is het toch jammer dat we zo zijn doorgeschoten in de wetenschappelijke wereld. Als je in deze wereld iets wil bereiken/betekenen dan moet je in ieder geval veel publiceren. En lange tijd deed het er niet eens toe wat je publiceerde als het maar véél was. de citatie-index getuigt hiervan.




Waardoor hoor je nu zoveel over frauderende wetenschappers? In de eerste plaats door die publicatiedruk. Om maar zoveel mogelijk te publiceren is het logisch dat je ook wel eens teruggrijpt op eerder werk (dat heet zelfcitatie) en eerlijk gezegd, wat is daar mis mee? Natuurlijk moet je wel je bronnen vermelden maar als je het toch zelf geschreven hebt...
Kwalijk is natuurlijk als stukken "geleend" worden via internet en er geen fatsoenlijke bronvermelding plaatsvindt. Maar door de druk en pressie van wetenschapsbroeders gaat er wel eens iets mis. 


Als je als onderzoeker een proefschrift publiceert dat ook nog praktische relevantie heeft dan word je door sommige andere wetenschappers verguisd want het is niet hoogstaand, ha wie bepaald dat dan? Je mag promoveren bij de gratie van overheidsgeld dan is het toch mooi dat je onderzoek ook toepasbaar is, of zie ik dat verkeerd?

Het wordt tijd dat ook de overheid eens in gaat zien dat het wetenschappelijk bolwerk een te zeer gesloten bolwerk is waar mensen die niet aangesloten zijn bij allerlei door henzelf in het leven geroepen instanties (ICO e.d.) geweerd worden voor functies op universiteiten. Hierdoor houdt dit clubje zichzelf in stand en worden mensen die ook (naast hun wetenschappelijke kennis en kunde) praktisch kunnen denken en handelen buiten de deur gehouden. Dus komen opbrengsten van gedegen onderzoek veelal niet terecht waar ze terecht zouden moeten komen nl. in de maatschappij, in de scholen of bij de mensen die het nodig hebben. Vaak is het zo dat de "gewone man" de wetenschappelijke wereld wantrouwt doordat er weinig of niets  dit gesloten karakter doorbreekt en dat is jammer want over en weer kan er veel gedeeld en geleerd worden.

Het ministerie van Onderwijs stelt sinds enige jaren een lerarenbeurs ter beschikking waarmee leraren een promotietraject kunnen volgen. Dat is een prachtig initiatief waarmee praktisch onderzoek dat direkt ter beschikking komt van de scholen bevorderd wordt. Maar op sommige universiteiten wordt toch nog geprobeerd om deze promoties alleen te verbinden aan begeleiders die van een van de onderzoeksscholen komen (dus weer niet praktisch, alleen wetenschappelijk). Een gemiste kans zou ik zeggen. Probeer nu juist voor deze mensen een goede mix te vinden tussen wetenschappelijk en praktisch onderzoek dan heeft het voor iedereen meerwaarde. Voor de leerlingen, voor de leraren zelf, voor de school, voor het onderwijs en uiteindelijk voor de gehele maatschappij.


Laten we weer streven naar onderzoekers die met enthousiasme hun onderzoek uitvoeren. Die weten waarom ze dit doen en ook blij zijn als de opbrengsten van hun onderzoek relevant zijn voor anderen en in de praktijk gebruikt gaan worden. Daar zullen zij dan ook graag artikelen over schrijven die gepubliceerd worden, al dan niet in wetenschappelijke tijdschriften maar liever nog in relevante vakliteratuur.

Een wetenschap die van grote nut is voor de maatschappij.daar doen we het toch voor!!!